- overtuigen
- {{overtuigen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord, overgankelijk werkwoord〉1 [laten inzien dat iets waar is] 〈met bewijs〉 convaincre (qn. de qc.) ⇒ 〈door overreding〉persuader (qn. de qc.)♦voorbeelden:1 hij laat zich niet overtuigen • il n'est pas facile à persuaderiemand met tastbare bewijzen overtuigen • convaincre qn. preuves en mainhij is overtuigd van zijn gelijk • il est convaincu d'avoir raisonik ben er (vast) van overtuigd • j'en suis (fermement) convaincuII 〈wederkerend werkwoord; zich overtuigen〉1 [zich vergewissen] se convaincre (soi-même) (de qc.)
Deens-Russisch woordenboek. 2015.